Categoriearchief: Blog
Zoete broodjes
Lees dit en beschouw het woord ‘brood’ als metafoor voor ‘kunst.’ Ik heb zo op mijn manier een realiteit in dit vak beschreven die ik toch even met een knipoog in begrijpelijke taal onder woorden wil brengen:
A: ‘Bedankt dat je op mijn uitnodiging bent ingegaan. Het zit namelijk zo:
Ik wil graag tien broden van jou, want ik heb gehoord dat jij goed brood hebt.’
B: ‘Bedankt. Dat is fijn om te horen. Ik ben blij als mensen genieten van mijn brood.’
A: ‘Ik wil het heel graag hebben, maar kan je er niets voor geven.
Als we nu eens jouw brood wat bekendheid geven door het gratis uit te delen.’
B: ‘Nou, ik heb mijn vorige bakkerij al verloren omdat ik het meeste brood gratis heb weggegeven. Dus ik mag er toch aan blijven denken dat ik ook brood verkoop.’
A: ‘Ja, maar ik ben mijn geld al kwijt aan de worst van de slager. Dus je snapt dat dat geen optie is. Maar..je brood zal wel veel bekendheid krijgen. Je moet het dan wel zelf komen uitdelen.’
B: ‘Hm… Dat kost me dan weer tijd. In deze tijd kan ik geen brood maken.’
A: ‘Luister, het kost mij ook tijd en geld – nu al om met jou om tafel te zitten. Maar ik gun jouw brood alle aandacht. Daarom organiseer ik de Dag van het Brood. Mijn belang is dat er goed brood komt, maar verder verdien ik er niks aan. Bovendien betaal ik degene die jou meehelpt het brood uit te delen ook al fors. Én ik moet ook nog boter inkopen en jam, dus ik vind dat je best zelf ook mag investeren. Het is tenslotte jouw brood!’
B: ‘Ik wil er toch even over nadenken. Gemiddeld geef ik per week namelijk al vijftien broden weg omdat ik hart voor mijn brood heb. En ook voor initiatieven die de voeding zo onder de aandacht willen brengen op plaatsen waar weinig brood is.’
B: ‘Als je nu toch eens gewoon dat brood geeft met het risico op een ongewisse uitkomst. Maar ik wil wel snel weten of je het doet want ik heb het initiatief met de worst van de slager ook al in mijn nieuwsbrief opgenomen en die wordt morgen gedrukt. Zo’n nieuwsbrief kost mij ook geld.
Wil je je brood nu gratis komen uitdelen of niet? We maken er ook een leuke foto van. Vind je dat niet leuk? Is toch hartstikke leuk.’
A: ‘Zeker. Klinkt leuk…’
B: ‘Nou, dus je komt met het brood?’
A: ‘…’
Langzaam verdween wat oorlog uit zijn ogen
Hij was al eens langs mijn huis gelopen. Hij is 88 jaar en maakt wel vaker een praatje. ‘Wat een geschenk toch’, zei hij toen hij voor de tweede keer voorbij mijn tuinhek liep en wees naar de heldere hemel. Ik liep bevestigend naar het tuinhek.
‘Weet u,’ zei hij. ‘Ik ben al 88… De dokter heeft me vroeger gezegd dat ik wel 100 werd. Toen ik in Nederlands-Indië in het hospitaal lag. Vier maanden, ik had TBC. Ja, dat was wat. Veel gezien hoor… Vreselijk, die oorlog. Het interesseert u vast niet, maar goed. Kunt u zich voorstellen dat vier jongens, die nog nooit meer hadden gezien als Haelen-Noord en nog nooit met een meisje geweest wat er daar gebeurde? We waren gefrustreerd hè. Tja, die jongens uit Amsterdam hadden wel al meisjes gehad.’
Hij zweeg even en keek opzij en sloeg zijn ogen neer terwijl hij verder vertelde. ‘We konden ook zo weinig doen. Die Duitsers waren er ook al. En als er geschoten werd vanuit een hut moest je inspecteren waar het vandaan kwam. Mijn maat en ik liepen naar de hut waar vanaf geschoten werd en kwamen binnen bij een vrouwtje. Mijn maat wilde haar, maar ik zei tegen hem: “Kijk, die doos daar in de hoek”, en mijn maat was gelijk afgeleid.
Hoe Mandela alsnog Roermond bezocht
Het was al wat later en ik wilde net naar bed gaan tot ik ineens wat door mijn tuindeuren zag komen. Het was een wit licht en eenmaal dichterbij gekomen zag ik dan toch dat het Nelson was.
“Wat doe jij hier? Ik had je bijna niet herkend”, zei ik hem. Hij verontschuldigde direct voor zijn voorkomen: “Tja, valt mij ook een beetje tegen dat ik helemaal wit rondwaar nu. God zou me op z’n minst nog een beetje ’n sepia-schijn hebben mogen geven, trots als ik ben op mijn afkomst.”
Dat snapte ik wel. Nelson zei dat hij even een pauze wilde nu hij vijf dagen lang tussen hemel en aarde nog wat mensen moest bezoeken en had voor deze pauze per abuis mijn woonstee uitgekozen. “Neem plaats”, zei ik hem en bood hem een stoel aan.
Hij zweefde er dwars doorheen en haalde zijn lichtgevende schouderpartij op. Het zweven was niet zo vermoeiend als het leek, zo verzekerde hij mij, dus hij bleef gewoon wat langer hangen.
Hij leek wel verlegen om een praatje, dus nodigde ik hem uit om te vertellen over zijn gevangenschap op Robbeneiland. Of hij daar geen last meer van had. “Nu zeker niet meer, zei hij. Maar ook in mijn leven was het de uitdaging om de gevangenschap te leren transformeren naar een leerschool. De beste leerschool die het leven mij geboden heeft om de vrede in mezelf te vinden en deze daarna ook uit te dragen. Ik ging namelijk de dialoog aan met mijn bewakers en voelde evenveel compassie met hen als met mijn medegevangenen. Immers, een mens die een ander mens van zijn vrijheid berooft, is een gevangene van de haat, opgesloten achter de tralies van vooroordelen en kleingeestigheid.”
Ik zweeg even. Er leek een telefoon te rinkelen en ik zag Nelson’s hand naar zijn oor gaan. Hij leek te praten op een privélijn van de hemel zelf.
“Ja, of je even door wilt geven dat er toch wat sepia… Wat zeg je? Ja, ik weet dat ik niet zoveel tijd meer heb. Maar ik was nog nooit in Roermond geweest en ook hier kan men wel wat vrede gebruiken… Ja…ik snap het… Goed, ik zal het kort houden… Geef me nog vijf minuten hier en liefst nog een beetje sepia. Hoezo daar ga jij niet over? Wat bedoel je met nog niet eerder een kleurverzoek gehad? Regel ’t maar. Met mijn staat van dienst mag er toch op zijn minst een beetje sepia… Oké, oké. We hebben het er nog wel over als ik aankom. En nee, ik wil niet met Gijsen spreken.”
Hij zweefde nu weer wat naderbij en zei “Ja sorry. Ik word om de vijf minuten gebeld door de afdeling Hemeltransport. Waar was ik gebleven?”
Ik hield mijn gezicht in de plooi en zei: “Bij Robbeneiland”
“Juist ja… Daar heb ik genoeg over geschreven. Lees mijn boek De lange weg naar vrijheid maar. Haha, die weg blijkt 94 jaar lang. Maar wat ik je ook nog wil vertellen is dat er geen kwaad is dat altijd duurt en evenmin geen goed dat nooit eindigt. Een leven lang voor vrede gevochten en ik ben nog niet helemaal heengegaan of nog niet begraven en men ruziet al over waar ik begraven word en wie mijn vermogen krijgen moet. Misschien dat jij nog eens kunt uitzoeken waarom vrede niet beklijft.” Ik beloofde hem mijn best te doen. Hij lichtte nog even wat meer op, zichtbaar blij met mijn belofte.
“Ik moet nu gaan”, zei hij. “Nog wat mensen bezoeken. Misschien in hun slaap nog wat boodschappen influisteren.”
“Mag ik jou dan ook nog om een gunst vragen?”, vroeg ik.
Dat mocht ik, en hij beloofde nog een extra bezoekje af te leggen. Geert Wilders zal misschien wat verlicht wakker worden en zich afvragen waarom hij toch het eerste uur van de dag in sepia beziet.
D.D.
(Zie HIER voor bron)